onderzoek

Pionier die

levens redde

Tekst: Lara Geeurickx - Foto: DigiDaan

De ene dag kreeg hij een koninklijke onderscheiding. Een dag later de hoogste erkenning van zijn Europese vakgenoten. “Zeer eervol”, zegt cardioloog Arthur Wilde. Maar zijn patiënten blijven zijn grootste motivatie: “Hun verhalen blijven me bij.”

“Ik heb niet toegestaan het een afscheidssymposium te noemen”, zegt Wilde over het congres dat eind augustus plaatsvond vanwege zijn vertrek uit Amsterdam UMC. De hoogleraar en voormalig divisiehoofd gaat wel met emeritaat, maar stopt nog lang niet: hij zet de patiëntenzorg elders verder, begeleidt nog promovendi en is dit jaar gestart als wetenschappelijk adviseur van de directie bij de Hartstichting. De dag moest ook niet over hem gaan, maar over het vakgebied dat hij wereldwijd mee op de kaart heeft gezet: de cardiogenetica. 

Op hetzelfde podium waar hij die middag benoemd werd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw, vertelde Wilde de verhalen van drie patiënten die hem altijd zullen bijblijven. Patiënten met wie het niet goed is gegaan. “Eén van hen zag ik direct na de geboorte op de kinder-IC. Hij had dezelfde ernstige hartritmestoornissen als zijn zusje; zij was daar op 1-jarige leeftijd aan overleden. Door wat met haar was gebeurd, wisten we beter hoe we hem konden behandelen. Daar reageerde hij ook heel lang goed op. Hij is 22 geworden, slimme jongen, wilde biologie gaan studeren om zijn eigen ziekte op te lossen. Toen is hij plots overleden in wat we noemen een ‘elektrische storm’: de één na de andere hartritmestoornis.” 

Levensreddend

Het zijn de patiënten die altijd zijn drijfveer waren. In de afgelopen 25 jaar vonden Wilde en zijn onderzoeksgroep, met financiële steun van onder meer de Hartstichting, verschillende erfelijke afwijkingen die kunnen leiden tot dodelijke hartritmestoornissen. Eén van de belangrijkste ontdekkingen was de genetische oorzaak van het zogeheten idiopathisch kamerfibrilleren. “Dat is een ritmestoornis waarvoor je als arts geen enkele aanwijzing kunt vinden: alle onderzoeksresultaten van deze patiënten geven een normaal beeld. Nu kunnen we families met deze genetische afwijking screenen en voorspellen wie een verhoogd risico heeft. Die mensen krijgen dan uit voorzorg een ICD geïmplanteerd, een apparaatje dat hun normale hartritme herstelt bij een dreigende hartstilstand. Het gebeurt niet vaak dat je als dokter met zekerheid kunt zeggen dat je een leven hebt gered. Bij tien van deze patiënten – vaak jonge mannen – kan dat wel: de ICD is nodig gebleken.”

Ziekte ontrafeld

“In de beginjaren dachten we dat één genetische afwijking leidde tot één ziekte”, legt Wilde uit. “Intussen weten we dat veel erfelijke hartziekten worden veroorzaakt door een combinatie van kleine genetische afwijkingen. Afzonderlijk hebben die misschien een klein effect, maar opgeteld kun je er ernstig ziek van worden.” Toen hij als jonge cardioloog begon, stond de cardiogenetica nog in de kinderschoenen. Inmiddels is Amsterdam UMC wereldwijd één van de toonaangevende centra op dit gebied. Jaarlijks worden ongeveer 1200 mensen onderzocht op verdenking van een erfelijke hartziekte, zoals het zeldzame en levensbedreigende CPVT (catecholaminerge polymorfe ventriculaire tachycardie). “Dit ziektemechanisme is mede door de genetica ontrafeld. Samen met onderzoekers uit Nashville hebben we ontdekt dat het al bestaande medicijn flecaïnide bij deze patiënten zeer succesvol was. Onze aanbevelingen staan inmiddels in de internationale richtlijn.” 

I

‘De patienten waren zijn drijfveer’

Groepsprijs

“Als je zeldzame ziekten onderzoekt, is samenwerken de enige manier om vooruit te komen”, benadrukt Wilde. “Vooral onze korte lijntjes met de klinische en moleculaire geneticalabs van Connie Bezzina en Marcel Mannens zijn vanaf het begin essentieel geweest. Ik waardeer de onderscheidingen die ik nu krijg, maar het zouden groepsprijzen moeten zijn”, zegt hij. “Veel is ook te danken aan mijn beroemde voorgangers Durrer en Wellens. Zij maakten deze kliniek al in de jaren zestig en zeventig tot de belangrijkste in de wereld voor patiënten met bijzondere ritmestoornissen. Toen ik hier kwam was er dus al een grote patiëntenpopulatie. Het lag voor de hand hierin verder genetisch onderzoek te doen.”

Aan het roer

In 2002 werd Wilde hoofd van de gehele afdeling Cardiologie op locatie AMC. “De cardiogenetica was nog jong. Weinig waarschijnlijk dat het al hoog op het prioriteitenlijstje van een nieuw afdelingshoofd zou staan.” Liever dan zijn onderzoek elders helemaal opnieuw te moeten beginnen, stond Wilde zelf aan het roer. “Daar heb ik nooit spijt van gehad. Integendeel, deze rol vroeg om een bredere focus en daar heb ik veel van geleerd.” Hij leidde de afdeling 17 jaar lang, tot aan de fusie, en deed toen bewust een stap opzij: “Ik was vanaf het begin overtuigd voorstander van één Amsterdams universitair Hartcentrum. Maar dan moest iemand van buitenaf aan het hoofd staan.”

Pioniersgeest
“Ik heb het altijd belangrijk gevonden om voorop te lopen, omdat ik er het directe voordeel van zag voor onze patiënten. Met innovaties als aortaklep-interventies via de lies en draadloze pacemakers behoorden we tot de voorhoede. We hebben de sportcardiologie op de kaart gezet - tegen de wind in, het nieuwe fellowship moest bevochten worden. En we zijn kartrekker geworden van het Europees referentienetwerk voor zeldzame hartziektes ERN GUARD-Heart.” 
In alles ondersteund, benadrukt Wilde, door de algemene pioniersgeest die hij altijd ervaren heeft in Amsterdam UMC. “Die nieuwe technologieën waren onverzekerde zorg tot de meerwaarde bewezen was. Dat betekende in de beginjaren dus een grote investering voor het ziekenhuis. Ook leidden ze tot steeds meer overlap tussen cardiologie en hartchirurgie. Jan Piek, Bas de Mol en ikzelf vonden dat we één divisie moesten worden. Dat was best een opgave voor de raad van bestuur, want de hele structuur moest ervoor op de schop. Maar ze stonden ervoor open en het is gelukt.”

Onbegrijpelijk
Tien jaar geleden zei Wilde nog dat plotse hartdood anno 2023 wel opgelost zou zijn. Nu zegt hij: “We hebben grote stappen gezet maar nee, het is niet klaar. Ik zou dat nu ook niet meer zo stellen. Het blijkt toch ingewikkelder dan gedacht.” Ook zijn tweede missie is nog niet voltooid: “Dat cardiogenetica nog geen vaste plek heeft in elke maatschap en in de opleiding is onbegrijpelijk. Veel cardiologen denken nog steeds dat wij ons met zeldzame hartziekten bezighouden. Maar ook bij de grote ziektebeelden zal bepaling van individuele genetische risicofactoren van patiënten steeds belangrijker worden. Dan kun je als cardioloog maar beter verstand hebben van genetica.”

DNA  •  medewerkersblad van Amsterdam UMC 

CV Arthur Wilde (1956)

Werk

1988: gepromoveerd op onderzoek naar de oorzaak van ritmestoornissen, en de rol van ion-kanalen daarin, bij ischemie van de hartspier

1995: Clinical Established Investigator Grant van de Hartstichting, onderzoek naar genetische factoren van plotse hartdood 

2000: hoogleraar Cardiologie aan de Universiteit van Amsterdam

2003-2019: hoofd AMC-afdeling Klinische en Experimentele Cardiologie

2011: KNAW-lid

2012-2018: voorzitter van de divisie A1/Hartcentrum 

2023: wetenschappelijk adviseur directie Nederlandse Hartstichting

Onderscheidingen

2010: Descartes-Huygensprijs

2012: Distinguished Scientist Award van Amerikaanse Heart Rhythm Society

2023: Gold Medal van European Society of Cardiology (ESC)

2023: Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw

onderzoek

Pionier die

levens redde

Pioniersgeest
“Ik heb het altijd belangrijk gevonden om voorop te lopen, omdat ik er het directe voordeel van zag voor onze patiënten. Met innovaties als aortaklep-interventies via de lies en draadloze pacemakers behoorden we tot de voorhoede. We hebben de sportcardiologie op de kaart gezet - tegen de wind in, het nieuwe fellowship moest bevochten worden. En we zijn kartrekker geworden van het Europees referentienetwerk voor zeldzame hartziektes ERN GUARD-Heart.” 
In alles ondersteund, benadrukt Wilde, door de algemene pioniersgeest die hij altijd ervaren heeft in Amsterdam UMC. “Die nieuwe technologieën waren onverzekerde zorg tot de meerwaarde bewezen was. Dat betekende in de beginjaren dus een grote investering voor het ziekenhuis. Ook leidden ze tot steeds meer overlap tussen cardiologie en hartchirurgie. Jan Piek, Bas de Mol en ikzelf vonden dat we één divisie moesten worden. Dat was best een opgave voor de raad van bestuur, want de hele structuur moest ervoor op de schop. Maar ze stonden ervoor open en het is gelukt.”

Onbegrijpelijk
Tien jaar geleden zei Wilde nog dat plotse hartdood anno 2023 wel opgelost zou zijn. Nu zegt hij: “We hebben grote stappen gezet maar nee, het is niet klaar. Ik zou dat nu ook niet meer zo stellen. Het blijkt toch ingewikkelder dan gedacht.” Ook zijn tweede missie is nog niet voltooid: “Dat cardiogenetica nog geen vaste plek heeft in elke maatschap en in de opleiding is onbegrijpelijk. Veel cardiologen denken nog steeds dat wij ons met zeldzame hartziekten bezighouden. Maar ook bij de grote ziektebeelden zal bepaling van individuele genetische risicofactoren van patiënten steeds belangrijker worden. Dan kun je als cardioloog maar beter verstand hebben van genetica.”

CV Arthur Wilde (1956)

Werk

1988: gepromoveerd op onderzoek naar de oorzaak van ritmestoornissen, en de rol van ion-kanalen daarin, bij ischemie van de hartspier

1995: Clinical Established Investigator Grant van de Hartstichting, onderzoek naar genetische factoren van plotse hartdood 

2000: hoogleraar Cardiologie aan de Universiteit van Amsterdam

2003-2019: hoofd AMC-afdeling Klinische en Experimentele Cardiologie

2011: KNAW-lid

2012-2018: voorzitter van de divisie A1/Hartcentrum 

2023: wetenschappelijk adviseur directie Nederlandse Hartstichting

Onderscheidingen

2010: Descartes-Huygensprijs

2012: Distinguished Scientist Award van Amerikaanse Heart Rhythm Society

2023: Gold Medal van European Society of Cardiology (ESC)

2023: Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw

Groepsprijs

“Als je zeldzame ziekten onderzoekt, is samenwerken de enige manier om vooruit te komen”, benadrukt Wilde. “Vooral onze korte lijntjes met de klinische en moleculaire geneticalabs van Connie Bezzina en Marcel Mannens zijn vanaf het begin essentieel geweest. Ik waardeer de onderscheidingen die ik nu krijg, maar het zouden groepsprijzen moeten zijn”, zegt hij. “Veel is ook te danken aan mijn beroemde voorgangers Durrer en Wellens. Zij maakten deze kliniek al in de jaren zestig en zeventig tot de belangrijkste in de wereld voor patiënten met bijzondere ritmestoornissen. Toen ik hier kwam was er dus al een grote patiëntenpopulatie. Het lag voor de hand hierin verder genetisch onderzoek te doen.”

Aan het roer

In 2002 werd Wilde hoofd van de gehele afdeling Cardiologie op locatie AMC. “De cardiogenetica was nog jong. Weinig waarschijnlijk dat het al hoog op het prioriteitenlijstje van een nieuw afdelingshoofd zou staan.” Liever dan zijn onderzoek elders helemaal opnieuw te moeten beginnen, stond Wilde zelf aan het roer. “Daar heb ik nooit spijt van gehad. Integendeel, deze rol vroeg om een bredere focus en daar heb ik veel van geleerd.” Hij leidde de afdeling 17 jaar lang, tot aan de fusie, en deed toen bewust een stap opzij: “Ik was vanaf het begin overtuigd voorstander van één Amsterdams universitair Hartcentrum. Maar dan moest iemand van buitenaf aan het hoofd staan.”

DNA  •  medewerkersblad van Amsterdam UMC 

‘De patienten waren zijn drijfveer’

“Ik heb niet toegestaan het een afscheidssymposium te noemen”, zegt Wilde over het congres dat eind augustus plaatsvond vanwege zijn vertrek uit Amsterdam UMC. De hoogleraar en voormalig divisiehoofd gaat wel met emeritaat, maar stopt nog lang niet: hij zet de patiëntenzorg elders verder, begeleidt nog promovendi en is dit jaar gestart als wetenschappelijk adviseur van de directie bij de Hartstichting. De dag moest ook niet over hem gaan, maar over het vakgebied dat hij wereldwijd mee op de kaart heeft gezet: de cardiogenetica. 

Op hetzelfde podium waar hij die middag benoemd werd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw, vertelde Wilde de verhalen van drie patiënten die hem altijd zullen bijblijven. Patiënten met wie het niet goed is gegaan. “Eén van hen zag ik direct na de geboorte op de kinder-IC. Hij had dezelfde ernstige hartritmestoornissen als zijn zusje; zij was daar op 1-jarige leeftijd aan overleden. Door wat met haar was gebeurd, wisten we beter hoe we hem konden behandelen. Daar reageerde hij ook heel lang goed op. Hij is 22 geworden, slimme jongen, wilde biologie gaan studeren om zijn eigen ziekte op te lossen. Toen is hij plots overleden in wat we noemen een ‘elektrische storm’: de één na de andere hartritmestoornis.” 

Levensreddend

Het zijn de patiënten die altijd zijn drijfveer waren. In de afgelopen 25 jaar vonden Wilde en zijn onderzoeksgroep, met financiële steun van onder meer de Hartstichting, verschillende erfelijke afwijkingen die kunnen leiden tot dodelijke hartritmestoornissen. Eén van de belangrijkste ontdekkingen was de genetische oorzaak van het zogeheten idiopathisch kamerfibrilleren. “Dat is een ritmestoornis waarvoor je als arts geen enkele aanwijzing kunt vinden: alle onderzoeksresultaten van deze patiënten geven een normaal beeld. Nu kunnen we families met deze genetische afwijking screenen en voorspellen wie een verhoogd risico heeft. Die mensen krijgen dan uit voorzorg een ICD geïmplanteerd, een apparaatje dat hun normale hartritme herstelt bij een dreigende hartstilstand. Het gebeurt niet vaak dat je als dokter met zekerheid kunt zeggen dat je een leven hebt gered. Bij tien van deze patiënten – vaak jonge mannen – kan dat wel: de ICD is nodig gebleken.”

Ziekte ontrafeld

“In de beginjaren dachten we dat één genetische afwijking leidde tot één ziekte”, legt Wilde uit. “Intussen weten we dat veel erfelijke hartziekten worden veroorzaakt door een combinatie van kleine genetische afwijkingen. Afzonderlijk hebben die misschien een klein effect, maar opgeteld kun je er ernstig ziek van worden.” Toen hij als jonge cardioloog begon, stond de cardiogenetica nog in de kinderschoenen. Inmiddels is Amsterdam UMC wereldwijd één van de toonaangevende centra op dit gebied. Jaarlijks worden ongeveer 1200 mensen onderzocht op verdenking van een erfelijke hartziekte, zoals het zeldzame en levensbedreigende CPVT (catecholaminerge polymorfe ventriculaire tachycardie). “Dit ziektemechanisme is mede door de genetica ontrafeld. Samen met onderzoekers uit Nashville hebben we ontdekt dat het al bestaande medicijn flecaïnide bij deze patiënten zeer succesvol was. Onze aanbevelingen staan inmiddels in de internationale richtlijn.” 

Tekst: Lara Geeurickx - Foto: DigiDaan

De ene dag kreeg hij een koninklijke onderscheiding. Een dag later de hoogste erkenning van zijn Europese vakgenoten. “Zeer eervol”, zegt cardioloog Arthur Wilde. Maar zijn patiënten blijven zijn grootste motivatie: “Hun verhalen blijven me bij.”

I

DNA magazine online

DNA is het medewerkersblad van Amsterdam UMC. Het verschijnt 6 keer per jaar, zowel op papier als online. DNA brengt de achtergronden en persoonlijke verhalen bij de actuele ontwikkelingen in en rondom het ziekenhuis.
Volledig scherm